LIJDEN, DOOD en VERRIJZENIS
van ONZE HEER JEZUS CHRISTUS
VOLGENS
ANNA KATHARINA EMMERICK
Opgetekend door Clemens Brentano. Vertaald en van komentaar voorzien door P.Pacifiek Declerq O. Cist.
Statistieken
De Zalige Anna Catharina Emmerick (Flamsche, 8 september 1774- Dülmen, 9 februari 1824 ) was een Duits mystica.
Zij werd geboren in een gezin van arme boeren en was een zeer vroom kind dat kampte met een zwakke gezondheid. Zij kreeg zoveel verschijningen en profetieën dat zij dacht dat alle kinderen het Kind Jezus en de zielen in het vagevuur konden zien. Zij kon een diagnose bij ziekten stellen, behandelingen aanbevelen en de zonden van een persoon zien. Zij werkte op de boerderij van haar ouders en van andere boeren als naaister, en als helpster van een arme organist, die haar het instrument leerde bespelen. Zij trad in in het klooster van de Augustinessen in Dülmen in 1802. Haar gezondheid was weliswaar zwak, maar haar enthousiasme voor het geloof was groot. In de kerk en in haar cel kreeg zij zinsvervoeringen. Het klooster werd in 1812 door de overheid gesloten en Anne trok in in een weduwenhuis.
Haar gezondheid ging achteruit. Haar verschijningen en profetieën namen toe en later dat jaar kreeg zij de stigmata met de wonden van Christus op haar handen, haar voeten en haar hoofd en een kruis op haar borst. Zij trachtte de wonden te verbergen, maar het nieuws lekte toch uit en de vicaris-generaal liet een uitgebreid onderzoek instellen, waarna bleek dat het bericht correct was. In 1819 opende de overheid een eigen onderzoek. Zij werd opgesloten, bedreigd, omgepraat en onder 24-uren-toezicht geplaatst, maar de aangestelde commissie vond geen bewijzen voor of tegen en toen ze verplicht werd verslag uit te brengen, noemde ze het gebeurde fraude, zonder uit te leggen waarom.
De schrijver Clemens Brentano bezocht Anne op haar ziekbed. Zij zei dat zij hem had gezien in een visioen en vroeg hem een geschreven verslag te maken van de openbaringen die zij had gekregen. Hij vertaalde de openbaringen van Annes Westfaals dialect naar het algemeen Duits. Deze werden in 1833 gepubliceerd als het Smartelijke lijden van Onze-Lieve-Heer volgens de meditaties van Anna Catherina Emmerich. In 1852 volgde Het leven van de Maagd Maria en het driedelige Leven van Onze-Lieve-Heer van 1858 tot 1880. De werken waren verhalend van vorm en zouden velen inspireren.
Haar canonisatie werd formeel ingeleid op 14 november 1892. Door aanklachten over het verbreken van haar kuisheidsgelofte werd het onderzoek stopgezet op 30 november 1928. De aanklachten bleken echter vals en het onderzoek werd heropend op 18 mei 1973. In 2004 werd zij zalig verklaard door paus Johannes Paulus II. Haar feestdag is op 9 februari.
Vgl. bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Anna_Catharina_Emmerich
13 internetberichten betreffende A.C. Emmerick
op http://www.bloggen.be/medjugorje/archief.php?ID=102218
zie kolom aan rechterzijde
Welkom bij Clubs!
Kijk gerust verder op deze club en doe mee.
Wat is dit?Je kan je ook aanmelden via een van bovenstaande partner websites. Klik op het icoontje en je bent direct ingelogd op Clubs.nl
Of maak zelf een Clubs account aan:
Ineenstorting en herstel van de Kerk
Internetbericht op www.courlisius.org
Anna Katerina Emmerick, Duitsland, 1774-1824
1. Visioenen van Anna Katharina Emmerich over de Kerk (uittreksels). Bron: Visioenen van Anna Katharina Emmerick over de Kerk. Uitgever: Zr. A. C. Emmerick Stichting, Ten Hout 19, 5674 NZ Nuenen (Nederwetten), Nederland.
2. « Ik zag de kerk van Sint Pieter en een enorm aantal mensen, die bezig waren haar te vernielen, maar ik zag ook anderen bezig met herstelwerkzaamheden. Rijen werklieden, bezig met deze dubbele taak, strekten zich uit over de hele wereld. De slopers sloegen hele stukken los; het waren in het bijzonder sekteleden in groten getale en afvalligen. (...) Ik zag met afschuw, dat er ook katholieke priesters onder waren. (...) Zij vernielden wat heilig en groots was, en wat zij opbouwden was niets anders dan hol, leeg en overbodig. Zij braken het altaar af en van de stenen maakten zij een bordes bij de ingang. (...) »
De verduistering van de Kerk
3. « Ik zag de Kerk op aarde geheel verduisterd en verlaten. Gij, priesters, gij verroert u niet. Gij slaapt en de schaapstal brandt aan alle kanten. Gij doet niets. O, wat zult gij daar eenmaal om wenen. Al had gij maar één Pater Noster gebeden. Ik zie zoveel verraders, zij kunnen niet dulden dat men zegt: "Het gaat verkeerd". Alles is goed in hun ogen, als zij door de wereld maar geëerd worden. Ik zag de gebreken en de decadentie van het priesterdom, alsook haar oorzaken. Ik zag de kastijdingen, die in aantocht zijn. De bedienaren van de Kerk zijn toch zo laf. Zij maken geen gebruik meer van de kracht, die zij bezitten door hun priesterschap. »
4. « Ach, als ooit de zielen zouden opeisen, wat hun verschuldigd is door de geestelijkheid, die hun zoveel verliezen berokkent door haar nalatigheid, zorgeloosheid en onverschilligheid, wat zal dat voor die nalatigen iets verschrikkelijks worden. Zij zullen rekenschap moeten afleggen voor alle liefde, alle vertroostingen, alle aansporingen, alle onderrichtingen omtrent de godsdienstige verplichtingen, die zij ons niet geven; voor alle zegeningen die zij niet uitspreken, ofschoon de kracht van Jezus' hand hun is gegeven, voor alles wat zij nalaten te doen, zoals Jezus het gedaan heeft. Ik zag relikwieën wegwerpen en andere dingen van dien aard. Ik zag hoe aan oneindig veel mensen van goede wil de toegang tot de genadebronnen van het Hart van Jezus werd afgesloten door de afschaffing van devoties en door sluiting en profanatie van de kerken. »
5. « Ik kreeg een visioen wat betreft de ontelbare fouten van de herders en het nalaten van al hun verplichtingen jegens hun kudde. Ik zag vele goede en vrome bisschoppen, maar zij waren slap en zwak en het slechtste deel van hen kreeg vaak de overhand. God houdt terdege rekening met de decreten, bevelen en verboden van het hoofd van de Heilige Kerk, en zij blijven bij Hem van kracht, ook al maken de mensen er zich niet ongerust over, of loochenen zij ze, of drijven er de spot mee. »
6. « Ik zag al deze geestelijken omgeven door een zware mist, die hen als door een muur afscheidde van de Kerk. Ik zag de lauwheid van de plaatselijke geestelijken toenemen en ik zag een grote duisternis ontstaan. Toen verbreidde zich het visioen naar alle kanten. Overal zag ik de katholieke gemeenschappen onderdrukt worden, gekweld, in het nauw gedreven, en beroofd van hun vrijheid. Ik zag dat veel kerken gesloten werden. Ik zag overal veel narigheid. Ik zag oorlogen en bloedvergieten. Maar dit zal niet lang duren. »
7. « Ik zag de kerk der afvalligen geweldig toenemen. Ik zag de duisternis die er van uitging zich in de hele wereld verspreiden, en ik zag veel mensen de wettige Kerk verlaten, en zich tot de andere wenden. Daar is alles veel mooier, veel natuurlijker en beter geordend. Ik zag betreurenswaardige dingen. Men speelde, dronk, kletste, men maakte vrouwen het hof in die kerk, in één woord, men bedreef er allerlei soorten gruwelen. »
8. « De priesters lieten alles toe en lazen de Heilige Mis met veel oneerbiedigheid. Ik zag er maar weinigen, die nog de ware godsvrucht hadden, en de zaken gezond beoordeelden. Dat alles bedroefde mij ten zeerste. Toen bond mijn hemelse Bruidegom mij bij het middel vast, zoals Hij zelf aan de geselkolom werd vastgebonden, en zei: "Zo zal de Kerk nog gebonden worden, zo zal zij worden vastgeklemd, totdat zij zich weer kan oprichten". Ik zag in de toekomst de godsdienst diep wegzinken. Alleen in enkele haardsteden en in enkele gezinnen hield zij stand. Die heeft God dan ook gespaard voor de rampen van de oorlog. »
De goede Kerk
9. « Ik zag in de nabijheid een andere Kerk, waar alles licht was, en die voorzien was van allerlei genaden van boven. Ik zag er Engelen opstijgen en nederdalen, ik zag er "leven en groei", maar er was ook "lauwheid en verstrooidheid." Ik zag ook geestelijken hout aandragen naar de treden van de preekstoel. Zij staken vuur aan en bliezen uit alle macht, maar dat alles veroorzaakte alleen maar rook en een afschuwelijke damp. Toen maakten zij een gat in het plafond met een pijp er op, maar de rook wilde niet omhoog gaan en alles bleef in duisternis gehuld, een duisternis, waarin men stikte. »
10. « Ik zag ver weg op het achterplan de troon van een woest volk, gewapend met speren, en een gestalte, die lachte, en zei: "Bouw maar zo stevig als je wilt, wij gooien haar wel omver". (Moskou ? De Islam ?) Ik zag hoe men zo bekwaam (te Rome) de godsdienst ondermijnde en verstikte, dat er nauwelijks een honderd priesters overbleven, die zich niet lieten meeslepen. Hoe dat kwam weet ik niet, maar ik zag de mist en de duisternis meer en meer toenemen. »
11. « (Naast de kerk der afvalligen ziet zij ook de ware Kerk). "Ik zag in de nabijheid een andere Kerk, waar alles licht was en die voorzien was van allerlei genaden van boven. Ik zag er Engelen opstijgen en nederdalen, ik zag er leven en groei" (niet zozeer in kwantiteit, maar in kwaliteit, de goeden worden beter). "Maar er was ook lauwheid en verstrooidheid," (ook daar, de verleiding van de kerk der afvalligen steekt ook sommigen van de goeden aan.) »
Het modernisme in de Kerk
12. « Ik zag op een groene weide (waar de schaapjes van de Kerk grazen) veel mensen, waaronder "geleerden", zich terzijde bijeengroeperen, en er verrees een "nieuwe kerk", waarin zij zich verzamelden. Die kerk was rond met een grijze (niet meer lichtgevende) koepel (het was niet meer de kruiskerk), en zoveel mensen stroomden daar samen, dat ik niet begreep hoe zij er allemaal in konden. (De ronde vorm betekent het verwerpen van de traditionele Kerk. In onze dagen beleven wij een herleving van het modernisme. De kudde wordt naar vergiftigde weidegrond geleid.) »
13. « Ik zag meerdere groepen welmenende mensen naar een kant van de weide snellen, waar nog groen gras was, en licht. Ik weet niet, wat er van de mensen terechtkwam, die de (valse) kerk waren binnengegaan. Het leek wel, of zij de mensen "verslond". Die kerk werd steeds zwarter en leek helemaal op steenkool. Daarna ging ik, onder leiding van drie Engelen, naar een rijk bloeiende plek (dus waar de ware leer nog niet besmet was), door muren omgeven (door God beschermd), ongeveer even groot als het kerkhof hier voor de deur (deze kleine ingesloten ruimte schijnt opnieuw de kleine kern aan te duiden die trouw is gebleven). »
De gemeenschap der antikerkelijken
14. « Zij willen één enkel lichaam zijn, maar in iets anders dan in de Heer. Er heeft zich een lichaam gevormd, een gemeenschap buiten het lichaam van Jezus, dat de Kerk is: een valse kerk, zonder Verlosser, waarvan het mysterie is, dat zij geen mysterie bezit. Ik kan niet zeggen hoezeer alles, wat zij doen afschuwelijk, verderfelijk en ijdel is. Bijna niemand hunner kent de duisternis te midden waarvan hij werkt. Schijnbaar is alles zuiver, in werkelijkheid is er slechts leegte. (Door hun opening naar de wereld is hun invloed in de wereld ten einde. Geloven is niet mogelijk zonder nederigheid, maar in de "wetenschappelijke" kerk heerst zelfgenoegzaamheid, en een gevoel van superioriteit.) »
15. « Zij zit vol hoogmoed en verwaandheid en daardoor vernielt zij alles en voert tot het kwade ondanks de mooie schijn. Het gevaar schuilt in haar schijnbare onschuld. Zij werken en handelen buiten Christus om. Door Hem alleen wordt alle leven geheiligd, en buiten Hem wordt iedere gedachte en iedere handeling het rijk van de dood en van de duivel. »
16. « Zij bouwden een "grote kerk", vreemd en buitensporig. Iedereen moest er binnengaan en er dezelfde rechten bezitten: lutheranen, katholieken, en sekten van allerlei aard. Het moest een ware "gemeenschap der ontheiligden" zijn, waar slechts één herder en één kudde zou zijn. Er moest ook een 'paus' zijn, maar die mocht niets bezitten en hij zou een salaris ontvangen. Alles was van tevoren voorbereid, en heel wat zaken waren al klaar. Maar op de plaats van het altaar was er alleen maar de "gruwel der verwoesting". Ik zag alles wat overhelt naar het protestantisme steeds meer de overhand krijgen en ik zag de [katholieke] godsdienst steeds meer in verval raken. Er waren in Rome, zelfs onder de prelaten, heel wat personen met weinig katholieke gevoelens, die met succes aan deze zaak werkten (nl. aan de samensmelting der Kerken). »
Het onweer
17. « Ik zag een groot onweer komen vanuit het Noorden. Het naderde in een halve cirkel tot de stad met de hoge toren (Wenen), en het strekte zich ook uit naar het Westen. In de verte zag ik gevechten en boven verscheidene plaatsen strepen bloed aan de hemel, en ik zag dat er voor de Kerk eindeloos ongeluk en grote ellende in aantocht was. Boven die stad (Rome) komen verschrikkelijke dreigingen vanuit het Noorden. De stad zag ik in zulk deplorabele toestand, dat het minste vonkje overal vuur kon verspreiden. Ik zag Sicilië somber, schrikwekkend en verlaten door allen, die konden vluchten. Ik zag de Kerk volkomen geïsoleerd en helemaal verlaten. Alle mensen vluchtten. Overal zie ik ellende, haat, verraad, verlatenheid en volkomen verblinding. »
De anarchie in de Kerk
18. « Ik zie bij allen, zelfs bij de besten onder hen, een vreselijke hoogmoed, maar bij geen enkele van hen nederigheid, eenvoud en gehoorzaamheid. Zij zijn uitermate trots op de afscheiding, waarin zij leven. Zij praten over 'geloof', 'verlichten', 'levend christendom', maar zij verachten en beledigen de Heilige Kerk, waarin alleen het licht en het leven te vinden zijn. Zij plaatsen zich zelf boven iedere macht en iedere kerkelijke hiërarchie, en zij kennen noch de onderwerping, noch de eerbied voor het geestelijk gezag. In hun aanmatiging beweren zij alles beter te begrijpen dan de hoofden van de Kerk en zelfs dan de heilige kerkleraren. »
19. « Die 'verlichten'. Ik zie ze steeds in een bepaald verband met de komst van de Antichrist-persoon, want ook zij werken door hun gedragingen mee aan de voltooiing van het mysterie van het kwaad. De tijd van de Antichrist-persoon is niet zo nabij als sommigen menen [zei Anna-Katerina vóór 1824]. Hij zal nog voorlopers hebben. Ik heb in twee steden professoren gezien uit wier school, die voorlopers zouden kunnen voortkomen. »